Les 4:
Samengewerkt met Douwe, Joost en Jelle
Deze les ging over de beeldcultuur. De opdracht was om een schilderij uit de klassieke, moderne en postmoderne tijd te zoeken en twee argumenten te geven waarom het schilderij in die tijd hoort.
Klassieke periode
Het eten dat op tafel staat is erg realistisch geschilderd. Het lijkt net echt.
De schilder van dit schilderij verwijst met de schedel en het stilstaande horloge naar de vergankelijkheid van het leven. Er zitten dus veel symbolen in het schilderij.
Moderne periode
Dit schilderij is niet realistisch, het is abstract.
Voor dit schilderij van Lego is gebruik gemaakt van een al bestaand schilderij.
Dit schilderij is gemaakt als amusement.
Jacques Louis David - Oath of the Orathii
Vakatelier 7
Beeldend probleem: een opdracht die de leerling
beeldend uitdaagt. Een beeldend probleem beschikt over een beeldend doel en een
technisch doel.
hoe werk je aan een beeldend probleem?
1: experimenteren
2: ontwerpen
3: ambachtelijk werken
Eerst hebben we een blad gekregen waar we 5 opdrachten mee gedaan hebben.
1: Er werd ons gevraagd om een kubus te tekenen. Wat opviel was dat iedereen een vierkant tekende die van de rechterkant werd bekeken, Het cliché beeld dat iedereen van een kubus had, klopt helemaal niet volgens de regels van perspectief.
2: Hierna tekenden we, met behulp van de leerkracht, een kubus die voldeed aan de regels van perspectief. Deze opdracht beschikte niet over een beeldend probleem, enkel over een technisch doel.
3: Ten derde moesten we een 'grappige kubus' tekenen. Ik tekende een bol, dit leek mij wel grappig. Alleen merkten mijn klasgenoten op dat dit geen grappige kubus was, dus tekende ik hier een kubus omheen. Dit was volgens de leraar geen grappige kubus, maar ik vond hem grappig, dus ik heb hem niet weggeveegd. Deze opdracht beschikte ook niet over een beeldend doel. De opdracht was veel te ruim en het begrip 'grappig' was te subjectief.
4 & 5: de opdrachten 4 (verlegen kubus) en 5 (woedende kubus) waren wel beeldende problemen. Het technisch doel bij deze opdracht was: lijnvoering. Het beschikte over een beeldend doel: verlegen/woedende kubus. Dit was een geleid experiment.
hoe werk je aan een beeldend probleem?
1: experimenteren
2: ontwerpen
3: ambachtelijk werken
Eerst hebben we een blad gekregen waar we 5 opdrachten mee gedaan hebben.
1: Er werd ons gevraagd om een kubus te tekenen. Wat opviel was dat iedereen een vierkant tekende die van de rechterkant werd bekeken, Het cliché beeld dat iedereen van een kubus had, klopt helemaal niet volgens de regels van perspectief.
2: Hierna tekenden we, met behulp van de leerkracht, een kubus die voldeed aan de regels van perspectief. Deze opdracht beschikte niet over een beeldend probleem, enkel over een technisch doel.
3: Ten derde moesten we een 'grappige kubus' tekenen. Ik tekende een bol, dit leek mij wel grappig. Alleen merkten mijn klasgenoten op dat dit geen grappige kubus was, dus tekende ik hier een kubus omheen. Dit was volgens de leraar geen grappige kubus, maar ik vond hem grappig, dus ik heb hem niet weggeveegd. Deze opdracht beschikte ook niet over een beeldend doel. De opdracht was veel te ruim en het begrip 'grappig' was te subjectief.
4 & 5: de opdrachten 4 (verlegen kubus) en 5 (woedende kubus) waren wel beeldende problemen. Het technisch doel bij deze opdracht was: lijnvoering. Het beschikte over een beeldend doel: verlegen/woedende kubus. Dit was een geleid experiment.
De tweede opdracht maakten wij met klei:
technisch doel: boetseren
beeldend probleem: mensfiguur in expressieve houding
beeldaspecten: vorm, verhouding, textuur
technisch doel: boetseren
beeldend probleem: mensfiguur in expressieve houding
beeldaspecten: vorm, verhouding, textuur
Vakatelier 8
samengewerkt met: Laura Schaap
groep 3: Deze tekening is gemaakt door een
kind in leerjaar 3, je ziet bij deze tekening één enkele grondlijn en veel
ruimte voor de lucht. Er wordt, opvallend genoeg, geen gebruik gemaakt van
objectkleuren, maar wel van schemakleuren: de boom heeft bijvoorbeeld een
bruine stam en een groene bovenkant. Er wordt geen gebruik van kleurnuances.
groep 4: Op deze tekening van
een leerling uit groep 4 zijn de figuren enigszins wanordelijk geplaatst,
alleen zie je, als je goed kijkt dat de landdieren bovenin geplaatst zijn en de
zeedieren onder. Een aantal van de dieren zijn gevormd door samengestelde
vormen. Er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van objectkleuren. Er is wel haaks
contrast bij verschillende dieren te bekennen. Ook wordt er bij, bijvoorbeeld
de zwaan, veel gebruik gemaakt van contouren.
groep 5: Er is 1 duidelijke
grondlijn en veel ruimte voor 'de tekening' zelf. De armen staan niet haaks op
het lichaam, maar er is toch veel ruimte tussen de armen en de romp. Er wordt
gebruik gemaakt van objectkleuren binnen de aparte vormen (kleding, haar,
huid), maar niet over het hele figuur. Het kind tekent geen kopbuikpoters meer,
maar de figuren hebben wel opvallend grote hoofden.
(Ik krijg de getagte delen er niet goed in. Als dit niet lukt: bij
Laura doen ze het wel)
Samengewerkt met: Britt
Ons werd verteld een partner te kiezen en deze model te laten
staan voor een portret. Voor dit portret dienden we gebruik te maken van
houtskool. Ik heb samengewerkt met Britt. Zij heeft voor mij model gestaan en
ik heb voor haar model gestaan. Het ging erom dat we met grove lijnen (zonder
te veel gepriegel) een soort schets van ons model maakte. Er hoefde dus ook
geen kleine details op toegevoegd te worden.
Vakatelier 8
Samengewerkt met: Douwe Schelvis
We moesten een poster van een bekende kinderfilm
gebruiken om hier vragen in te zetten die je gebruikt om een goede dialoog te
vormen met de kinderen als je het wil t hebben over het beeld wat ze zien. Wij
hebben gekozen voor de poster van de film 'Rio 2'.
(op de een of andere manier krijg ik het niet
voor elkaar om de tags te laten verschijnen in de afbeelding. Ik heb
samengewerkt met Douwe, maar bij hem zie ik het er nog niet op staan.
Dit zijn de vragen die we hebben gesteld:
-Welk van deze dieren ken je allemaal al?
-Welke vogels horen bij elkaar?
-Welke attributen zie je?
-Waar komen deze attributen vandaan?
-Welke andere dieren, behalve de vogels, zie je?
-Waar denk je dat de vogel met de hoed vandaan
komt?
-Wat denk je dat de vogel met de hoed hier
doet?)
voor het tweede deel van de les: dierencircus.
samengewerkt met: Laura en Anna Sophie.
Hier moesten wij een lesfasemodel maken van een les beeldende vorming.
Wij bekeken een fragment uit de film 'Coraline', dit is de receptieve fase.
De leerlingen maken een stop-motion video, dit is de productieve fase.
hier moesten we ook een lesvoorbereidingsformulier en een video bij maken:
(In het
lesvoorbereidingsformulier niet vermeld:
kern (productieve fase): een half uur voor de video.
Werkvorm/ opdrachtsvorm: stop-motion maken.
afsluiting (reflectieve fase): 10 min voor de video's en de beoordeling.)
kern (productieve fase): een half uur voor de video.
Werkvorm/ opdrachtsvorm: stop-motion maken.
afsluiting (reflectieve fase): 10 min voor de video's en de beoordeling.)
(We hebben ook de
stop-motion uitgevoerd. Hier hebben we het filmpje van op youtube gezet, maar
ik krijg het niet hierin. Op de pagina van Laura is het filmpje wel goed te
zien.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten